• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.

  • Categorieën

  • Het imago van de Organisatie

    In antwoord op een vraag over een inzageverzoek bij de AIVD werd gezegd dat de betreffende vraag in de ’Organisatie’ zou worden uitgezet. Het antwoord typeert de behoefte bij de dienst om als serieuze organisatie te boek te staan. Haar grote broer de Central Intelligence Agency (CIA) zal in het kader van de transatlantische band veel eerder tot de verbeelding spreken dan haar Britse, Franse of Duitse evenknie. Toch heerst er onzekerheid bij de ‘Organisatie.’ Zij liet in december 2006 door TNS NIPO een onderzoek uitvoeren naar de ‘Beeldvorming van het Nederlandse publiek over de AIVD.’

    Het onderzoeksrapport werd in februari 2007 opgesteld en uit de tekst wordt duidelijk dat de data zijn verzameld op 6 en 14 december 2006. De AIVD lijkt niet zo zeker van die datum. In de begeleidende brief staat dat het onderzoek waarschijnlijk uit 2006 stamt, alsof de dienst niet in staat is haar eigen functioneren exact in kaart te brengen. Het is niet eerder gebeurd dat een inlichtingendienst haar onderdanen om hun mening vraagt. Dit zou ook lastige vragen kunnen opleveren. “Wat vindt u van de behandeling van gevangenen in Abu Ghraib, Irak?” zou in een enquête van de CIA kunnen worden opgenomen. Of “Vindt u extra ordinary rendition ook een goede manier van reizen?” Eigenlijk is een enquête van een inlichtingendienst moeilijk voor te stellen tenzij die dienst zelf twijfelt aan haar imago. Voor het publiek is er weinig te meten aan de effectiviteit van de dienst. Sinds 11 september 2001 zijn er drie succesvolle aanslagen geweest op Pim Fortuyn, Theo van Gogh en het Koninklijk Huis. Bij de laatste aanslag zijn er geen mensen van het Koninklijk Huis getroffen, maar wel trouwe aanhangers, en zat de schrik er flink in. Daarnaast liep de dienst een aantal blauwtjes op bij de rechter. In de Eik-zaak werden de verdachten in eerste aanleg vrijgesproken. De vijf verdachten, waaronder een Franse verdachte die onder verdachte omstandigheden werd vrijgelaten (de advocaten van de andere verdachten spraken van een infiltrant), waren op 13 september 2001 gearresteerd. De rechter vond het onderzoek slecht en het bewijs ontbreken. Gelukkig was daar de hogere rechter die twee van de verdachten toch nog veroordeelde en kon de dienst gerust ademhalen. In de Jihad-zaak uit 2003, waarbij de meeste verdachten werden gearresteerd in 2002 op grond van werving voor de jihad, kwamen de meeste verdachten ook vrij. Er volgde geen beroep. De Piranha-zaak, die volgde op een serie arrestaties en vrijlatingen van de centrale figuur Samir Azzouz, toonde opnieuw aan dat zowel de communicatie met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) niet naar behoren verliep als dat de eigen inschatting faalde. Nu was die inschatting bij Samir Azzouz niet van groot belang. Ernstige misdrijven vonden er niet plaats, iets dat niet gezegd kan worden over de Hofstadgroep en Mohammed Bouyeri. Eind november 2004 vermoordde hij Theo van Gogh. De jaren die volgden waren roerige jaren met het proces tegen Bouyeri en de Hofstadgroep, arrestatie van Azzouz en rechtzaken. Nu kan gezegd worden dat het Piranha proces draaide om een groep verdachten die ook van plan waren om hun slag te slaan. Er werden tenslotte plattegronden gevonden, kruitsporen, wat attributen voor het vervaardigen van een explosief en twee wapens. Genoeg voor uiteindelijke veroordeling, maar er waren wel twee eerdere arrestaties zonder strafrechtelijke gevolgen voor nodig. Door deze ontwikkelingen is de AIVD steeds meer in de schijnwerpers komen te staan.

    Twijfelde de dienst of wilde men een bevestiging van de steun van het volk? Het is moeilijk te achterhalen wat de precieze beweegredenen zijn voor het onderzoek. Dat het onderzoek niet een breed publieksgericht onderzoek is geworden is duidelijk. In totaal mochten 32 mensen deelnemen aan het onderzoek en die waren door TNS NIPO via een selectiebureau uitverkoren. Het ging om een verdeling van mensen die jonger en ouder waren dan 35 en een opleiding hadden gevolgd hoger of lager dan het HBO. Over de politieke voorkeur, de maatschappelijke oriëntatie en andere belangrijke eigenschappen voor de selectie geeft het verslag geen uitsluitsel. Wel staat op pagina 13 dat er een linkse activist deel uitmaakte van de jongere kandidaten. Een ander of dezelfde persoon heeft gedemonstreerd voor de Palestijnen en heeft een vriendin in Israël. Misschien zat er een chirurg tussen de hoog opgeleide kandidaten, maar zijn uitspraak kan ook opgevat worden als een verzonnen casus. Al met al is moeilijk te beoordelen of de kandidaten een goede afspiegeling zijn van de Nederlandse samenleving. We moeten vertrouwen op TNS NIPO en het ‘selectiebureau’ waarvan de naam niet wordt vrijgegeven.

    Belangrijk voor een goed begrip van de resultaten van het imago-onderzoek is dat de kennis van de deelnemende kandidaten over de structuur van de veiligheidshandhaving in Nederland en over de AIVD in het algemeen gering is. In hoeverre de resultaten van de rest van het onderzoek er dan nog toe doen blijft onduidelijk. Opvallend is wel de laatste alinea op pagina 5 van het rapport. De opstellers zetten hier de AIVD nog even af tegen het NCTB, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. “De AIVD komt wel spontaan naar boven als een van de meest genoemde organisaties,” schrijven de opstellers. “De NCTB komt minder spontaan naar voren.” De NCTB bestond toen ruim een jaar en er waren veel fricties tussen de nieuwe speler op de veiligheidsmarkt, vooral met de AIVD die meestal de minst communicatieve van de diensten is die zich met de nationale veiligheid bezig houden.

    Niet alleen de kennis over de veiligheidsstructuur in Nederland is beperkt, ook de taken van de AIVD zijn onbekend. Het screenen van mensen in bepaalde functies werd niet genoemd. Dit zou inmiddels veranderd kunnen zijn door de aandacht voor de screening van de politiechef in Zeeland die daar niet doorheen kwam en nationaal nieuws werd. Ondanks het gebrek aan kennis over zowel de veiligheidsstructuur als de specifieke taken van de AIVD is de “grondhouding positief.” De kop van de eerste paragraaf luidt dat het “vertrouwen in de AIVD aanwezig is, maar een wankele basis heeft.” Bij het vertrouwen ligt de nadruk op de controle. Als blijkt dat er een CTIVD (Commissie van Toezicht Inlichtingen en veiligheidsdiensten) is en een commissie Stiekem dan blijken de gemoederen gesust, maar veel dieper op zowel de parlementaire als de maatschappelijke controle wordt niet ingegaan. Of er wel of geen vertrouwen is blijft dus hangen, maar het is wel duidelijk dat de Dienst niet integer is: “Als er een instantie bezig is met inbreuk op privacy dan zijn zij het wel,” zegt een van de deelnemers. Maar zo bont als de CIA maakt de AIVD het niet. “Men vindt dat de CIA veel verder gaat en zich aan geen enkele regel houdt. … en men is blij dat de AIVD dat niet doet.” Er is weinig kennis van de veiligheidsstructuur en van de AIVD zelf, er is een wankel vertrouwen en er zijn twijfels over de integriteit, maar toch “dicht iedereen de AIVD een hoge mate van professionaliteit toe.” “Het is geen amateur club,” wordt nog eens door de opstellers onderstreept. Of dit de mening van de kandidaten goed weergeeft, valt te betwijfelen. “Ik mag hopen dat ze heel erg professioneel zijn. Je moet geen wonderen van ze verwachten. Ze zijn redelijk professioneel. Ik hoor bijna nooit iets van de AIVD, … dat komt professioneel over. Kneuterig.” Het rapport verhaalt nog meer reacties van de kandidaten. “De laag opgeleide ouderen dichten de AIVD zelfs erg veel intellect toe.” De professionaliteit van de dienst wordt echter snel in twijfel getrokken. “De meerderheid vindt wel dat incidenten absoluut afbreuk doen aan het beeld.” In de alinea die volgt wordt nog even de MIVD op haar nummer gezet. Niet de AIVD raakt USB sticks kwijt, maar haar zusterorganisatie de MIVD.

    Het onderdeel over het beeld van de AIVD wordt afgesloten met de rol van de media en de mythevorming. Volgens het rapport geeft de pers een negatiever beeld geeft van de dienst dan de kandidaten hebben. Het blijft onduidelijk waar deze conclusie vandaan komt. Is het alleen op basis van de twee fragmenten van het NOS Journaal, waarbij enkele kritische vragen werden gesteld tijdens de publicatie van het jaarverslag en een persconferentie? “De pers gaat over lijken”, “de media maakt alles groter dan het is,” “opgeblazen door de media,” zijn slechts enkele opmerkingen. Daar waar de media het gedaan heeft, heeft de AIVD een bijna mythische vorm gekregen onder de kandidaten. Er bestaan twee uiteenlopende beelden van de ‘Organisatie’. Aan de ene kant is er het beeld van een organisatie die iedereen in de gaten houdt en elk emailtje checkt. Aan de andere kant is er het beeld van een ineffectieve club die niet in staat is om mensen aan te pakken wat zou blijken uit het feit dat?? de gevangenissen niet vol zitten. De conclusie die TNS NIPO aan deze mythevorming geeft is dat de deelnemers “geneigd zijn om bij het ontbreken van enige informatie de AIVD ‘het voordeel van de twijfel’ te geven.”

    De AIVD kan opgelucht ademhalen. Het beeld van de dienst wordt afgesloten met de zin “als het gaat om privacy verstorende activiteiten weet men het hogere doel te duiden.” Geen kennis over de dienst, geen idee over de professionaliteit, elk incident schaadt het imago, de media wordt per definitie niet geloofd en een mythische beeldvorming van de AIVD creëert eerder een schizofreen beeld dan een uitgebalanceerde organisatie. Een beeld waarop geen enkele organisatie die zichzelf omschrijft “als betrouwbaar en streeft naar openheid” wil worden afgerekend. Zeker niet als opnieuw de zoveelste blunder is gemaakt bij de arrestatie van twaalf Somalische verdachten op Kerstavond die allen onschuldig bleken.
    Het interessante aan het imago-onderzoek is dat een groot deel van de gesprekken van twee uur over het beeld van de dienst en niet over de resultaten ging. Dat is misschien logisch voor een organisatie als de AIVD, maar roept wel de vraag op of er gesproken kan worden over een kwalitatief goed beeld van het imago van de dienst. Natuurlijk is het een imago-onderzoek en gaat het onderzoek niet over daadwerkelijke professionaliteit van de dienst, maar diensten worden meestal ingehuurd om de kwaliteiten van de dienstverlener, niet op de blauwe ogen van de verkoper. Een boekhouder wordt gekozen op basis van zijn kwaliteiten. Deze kunnen beoordeeld worden aan de hand van de hoeveelheid belasting die wel of niet betaald wordt. Een bewaker wordt beoordeeld aan de hand van het aantal inbraken in het bedrijf dat hij beschermt. Of de boekhouder en de bewaker nu sympathiek zijn, professioneel overkomen, of integer zijn wordt wel meegenomen, maar als er niet wordt ingebroken of geen extra belasting hoeft te worden betaald dan neemt automatisch de professionaliteit toe. Hoe onsympathiek beiden ook zijn, zij worden in eerste instantie beoordeeld op hun resultaten. Psychologisch zou het natuurlijk andersom kunnen zijn. De vlotte babbel van de boekhouder is innemend en de charmante bewaker houdt zelfs de deur voor dames open. Als echter de resultaten achterblijven worden ze de laan uitgestuurd. Bij de ‘Organisatie’ is dat niet mogelijk, daar zit ook de pijn. Eigenlijk hoeven ze in het geheel niet goed te presteren sinds 11 september 2001, en ondanks de moord op Pim Fortuyn, Theo van Gogh, de aanslag op het Koninklijk Huis en de diverse missers bij arrestaties is het budget niet geslonken, maar juist gegroeid.

    Hoe beoordelen de 32 uitverkoren burgers in de enquête dan het werk? De opstellers schrijven dat de kandidaten “er begrip voor hebben dat er vrijwel geen informatie naar buiten komt en men verbindt dat ook met professionaliteit.” Dit wordt echter gevolgd door paragraaf 3.1 “resultaten geven een veilig gevoel.” De dienst moet wel informatie geven over de resultaten die er geboekt worden, dat geeft de deelnemers een veilig gevoel. Men zou wel schrikken, maar “tegelijk krijg je ook het gevoel dat er een organisatie staat, die niet met zich laat sollen en jouw eigen veiligheid beschermt.” Hoe deze communicatie te rijmen valt met totale geslotenheid komt in het gesprek niet aan de orde. Ditzelfde geldt voor informatie over mogelijke dreiging op bijvoorbeeld het Centraal Station.”Informatie met een keuze-perspectief of informatie waar een handelingsperspectief uit af te leiden is, bestrijden het gevoel van machteloosheid,” wordt er door de deelnemers geopperd. De dienst moet volgens “enkele personen” ook meer informatie verstrekken over wat er gaande is bij een operatie. “wanneer jouw trein staat te wachten en deze het centraal station niet binnen mag of er iemand met een geweer voor een tunnel staat, dan wil je weten wat er aan de hand is.” De opmerking over iemand met een geweer voor een tunnel zal verwijzen naar een anti-terreur actie voor de Coen tunnel en de Zeeburgertunnel in Amsterdam en de Benelux tunnel in Rotterdam eind september 2001. De opstellers van het rapport lijken de mening van deze deelnemers te delen. Zij voegen aan deze vraag de opmerking toe dat het “een bestaande wens onder het publiek is.” Een opmerkelijke persoonlijke noot.

    Zijn er conclusies uit de vier gesprekken van twee uur van in totaal 32 kandidaten te trekken? Het TNS NIPO vindt van wel: “Kennis over de organisatie van veiligheid in Nederland is gering” en “kennis over de AIVD is beperkt.” Het verschil tussen gering en beperkt is niet duidelijk, maar wel dat het beeld van de dienst positief is. Dit positieve beeld is “op weinig (en soms verkeerde) informatie gebaseerd.” “Incidenten doen afbreuk aan het positieve beeld,” stellen de opstellers. Gelukkig voor de AIVD worden die incidenten “ten onrechte toegeschreven” aan de dienst. “De media hebben er belang bij om zaken ‘op te kloppen,’ hetgeen men als negatief ervaart,” vervolgen de opstellers van het imagorapport. Gelukkig eindigt het rapport met een terugkeer naar de ouderwetse geheimzinnigheid: “Geheimzinnigheid hoort bij het verwachtingspatroon. Dit stimuleert ook het gevoel van professionaliteit.” De Organisatie kan opgelucht ademhalen, toch nog een positief imago. Zonder kennis van het veiligheidsbeleid en structuur, zonder kennis van de AIVD, zonder kennis van de resultaten van de dienst en een wantrouwen jegens de media, de AIVD kan zich geen betere geënquêteerden wensen. Welk selectiebureau was het ook al weer? O dat is geheim, zou dat … nee het zijn toch per slot professionals, Nederland kan rustig gaan slapen.

    het imago van de AIVD